top of page

De functie van je organen


Bron: Orthokennis


Voordat ik je meeneem in de werkzaamheden van de vitamines, mineralen en andere stoffen neem ik je even mee je lichaam in. Waar doe je het voor en welke organen ga je blij maken met je dienstbaarheid om het goed te voeden en het optimaal te laten werken voor een goede gezondheid, genezing en staat van gelukkig zijn.

Hoe werkt de lever

De lever is een van de belangrijkste organen in het lichaam. De lever zit boven in de buik net onder het middenrif. De lever heeft een bruine kleur. De vorm van de lever is te vergelijken met een taartpunt. Het grote deel van de lever zit aan de rechterkant en de punt loopt door tot in de linkerbovenbuik. Bij kleine kinderen past de lever in de palm van een volwassen hand. Bij grote kinderen en volwassen is de lever veel groter en kan 1 tot 1,5 kg zwaar zijn. De lever bestaat uit acht aparte segmenten. Elk segment bezit alle leverfuncties, alle bloedvaten en een galweg.


Functie van de lever

De lever is te vergelijken met een ingewikkelde fabriek met veel verschillende functies. Zonder een goede lever kan het lichaam niet goed functioneren. De lever is met name belangrijk voor:

  • productie van belangrijke eiwitten;

  • productie en opslag van energie en brandstoffen;

  • verwerking en afvoer van afvalstoffen.

Productie van eiwitten

De lever is de belangrijkste producent van eiwitten in het lichaam. Eiwitten zijn belangrijke stoffen. Ze hebben verschillende functies in het lichaam. Eiwitten worden gebruikt voor de opbouw van weefsels. Zo bestaan spieren voor een groot deel uit eiwitten. Ook worden eiwitten gebruik voor het transport van allerlei stoffen door het lichaam. Een voorbeeld hiervan is het eiwit albumine, dat veel stoffen en medicijnen via het bloed door het lichaam voert. Eiwitten zijn ook betrokken bij het regelen van chemische reacties overal in het lichaam. Een voorbeeld hiervan zijn de stollingseiwitten. Deze eiwitten worden in de lever gemaakt. Een tekort aan stollingseiwitten kan bijvoorbeeld bloedstollingstoornissen veroorzaken. Tenslotte hebben eiwitten een belangrijke functie bij het overbrengen van signalen en berichten in het lichaam. Als signaaleiwitten in de lever niet goed worden geproduceerd, dan kan het zijn dat andere organen in het lichaam ook niet goed kunnen werken. Een voorbeeld hiervan zijn de nierfunctiestoornissen bij patiënten met leverziekten.

Productie en opslag van energie en brandstoffen

Vetten en suikers (glucose) zijn de belangrijkste brandstoffen voor het lichaam. Een lichaam heeft constant brandstof nodig voor warmteproductie, het goed laten verlopen van chemische processen en voor de opbouw en vervanging van weefsels. De lever zet vetten en suikers uit de voeding om in brandstoffen. Deze brandstoffen worden via het bloed naar alle cellen van het lichaam getransporteerd. Verder kunnen in de lever energievoorraden worden opgeslagen. Deze voorraden kunnen worden gebruikt op het moment dat er onvoldoende brandstof uit bijvoorbeeld het eten beschikbaar is, zoals tijdens de slaap of bij langdurig vasten.

Als de lever door een leverziekte niet goed werkt kan het zijn dat de energievoorziening naar de lichaamscellen in gevaar komt. Dit kan leiden tot een lage bloedsuikerspiegel of slechte groei.

Verwerking en afvoer van afvalstoffen

Het lichaam produceert veel afvalstoffen. De lever heeft een belangrijke functie voor de verwerking en afvoer van deze producten. De lever filtert afvalstoffen uit het bloed die door andere delen van het lichaam zijn geproduceerd. Een voorbeeld hiervan is melkzuur, dit ontstaat bij verbranding in de spieren. De lever kan afvalstoffen omzetten tot niet-schadelijke stoffen of stoffen die in het lichaam kunnen worden hergebruikt. Ook kunnen via de lever en de gal afvalstoffen direct naar de darm worden afgevoerd en uitgescheiden. Een voorbeeld hiervan is cholesterol.


Bij ernstige leverziekten kunnen afvalstoffen zich ophopen in het lichaam. Een voorbeeld hiervan is bilirubine. Dit is een afvalproduct van hemoglobine, de rode bloedkleurstof. Bij leverziekten ontstaat vaak een ophoping van bilirubine in het bloed. Bilirubine heeft een gele kleur. Vandaar dat patiënten met een leverziekte vaak geel zien (icterus).


Nieren en de functie van een gezonde nier

Het belangrijkste werk van de twee nieren van een mens is het verwijderen van afvalstoffen uit het lichaam door uitscheiding via de urine. Hierbij is het belangrijk dat niet tegelijkertijd de voor het lichaam belangrijke stoffen worden uitgescheiden. Om dit verschil te kunnen maken is de nier niet een simpele filter, maar een ingewikkeld orgaan.


Met de urine wordt ook het teveel aan vocht uit het lichaam verwijderd. Het merendeel dat een mens drinkt moet op een gegeven moment natuurlijk ook het lichaam weer kunnen verlaten, omdat het lichaam anders teveel vocht zou vasthouden. Hierbij moet de nier precies de juiste hoeveelheid vocht uitscheiden. Zo wordt bij warm weer, wanneer we flink zweten, minder vocht via de urine afgescheiden dan bij koud weer.

Naast afvalverwerking en vochtregulatie heeft de gezonde nier nog een aantal andere functies. Zo speelt de nier een belangrijke rol bij de regulatie van de bloeddruk. De nier reguleert de vochthuishouding produceert daarnaast ook een bloeddrukregulerend hormoon. Bijna iedereen met een slechte nierfunctie heeft dan ook een verhoogde bloeddruk.

Verder is de nier belangrijk bij de aanmaak van rode bloedcellen. De stof Erytropoëtine die ook in de nier wordt gemaakt, gaat via het bloed naar het beenmerg, waar het zorgt voor de aanmaak van rode bloedlichaampjes. Tenslotte wordt door de nier ook vitamine D aangemaakt. Deze stof helpt het lichaam bij de regeling van de opname van mineralen uit eten. Dit is onder meer belangrijk voor het houden van gezonde en stevige botten.

Hoe werkt de spijsvertering

Spijsvertering is ‘het verteren van spijzen (voedsel)’. Dat wil zeggen het afbreken van voedsel tot voedingsstoffen die het lichaam kan opnemen en gebruiken. De voedingsstoffen worden omgezet in energie. Of er worden bouwstoffen van gemaakt. Bouwstoffen zijn nodig om te groeien of om beschadigde cellen in het lichaam te vervangen.

De spijsvertering begint zodra we iets eten of drinken. Het is een ingewikkeld proces waarbij meerdere organen betrokken zijn. Eerst worden alle nuttige stoffen uit het voedsel gehaald. Daarna verlaat wat we niet kunnen gebruiken ons lichaam als poep. Het hele proces van spijsvertering duurt 24 tot 48 uur. Dit hangt af van wat we precies eten en hoe makkelijk dat te verteren is.

De spijsvertering stap voor stap Alles wat we eten en drinken gaat via onze mond, slokdarm, maag, dunne darm en dikke darm naar de endeldarm. En dan via de anus als poep ons lichaam weer uit. De lever, galblaas en alvleesklier hebben ook een rol bij de spijsvertering.


Mond De spijsvertering begint in de mond. Hier wordt het voedsel fijngekauwd en vermengd met speeksel. Speekselklieren in de mond maken speeksel aan zodra u voedsel ziet, ruikt of proeft. Per dag kan wel een liter speeksel worden aangemaakt. Enzymen in het speeksel beginnen met het verteren en het voedsel wordt glad en smeuïg. Zo kunt u het makkelijk doorslikken. De tong duwt het voedsel naar de slokdarm.


Slokdarm Zodra het voedsel is doorgeslikt komt het in de slokdarm. De slokdarm is een rechte pijp van ongeveer 25 centimeter lang. Voedsel dat we doorslikken valt niet zomaar door de slokdarm naar beneden. De spieren in de slokdarmwand trekken samen en ontspannen zich. Zo wordt het voedsel langzaam naar de maag geduwd. Bij de overgang van de slokdarm naar de maag zit een sluitspiertje. Deze gaat open als er voedsel vanuit de slokdarm naar de maag gaat. Daarna gaat het sluitspiertje weer dicht. Hierdoor kunnen voedsel en maagsap dat in de maag zit, niet terugstromen in de slokdarm.


Maag

In de maag wordt het voedsel gekneed en vermengd met maagsap. De binnenkant van de maag is bekleed met een dikke laag slijmvlies. Zo wordt de maag beschermd tegen het zure maagsap. In maagsap zitten onder andere zoutzuur en enzymen. De enzymen breken het voedsel alvast af. Het zoutzuur maakt ziekmakende bacteriën in het voedsel dood. Het voedsel blijft gemiddeld drie uur in de maag. Bij vet eten heeft de maag meer tijd nodig. De maag geeft via een sluitspiertje kleine beetjes voedsel door aan de dunne darm.


Dunne darm

In de dunne darm vindt het belangrijkste deel van de spijsvertering plaats. Hier worden spijsverteringssappen en enzymen uit de alvleesklier en galblaas aan het voedsel toegevoegd. De enzymen breken het voedsel af naar kleinere deeltjes: voedingsstoffen. Deze voedingsstoffen komen via de darmwand in het bloed terecht. De wand van de dunne darm is geplooid en heeft kleine uitsteeksels die op vingers lijken.

Deze uitsteeksels heten darmvlokken. Door de plooien en uitsteeksels is het oppervlak van de dunne darm ongeveer zo groot als een tennisveld. Er is daardoor veel ruimte voor voedingsstoffen om opgenomen te worden in het bloed. De dunne darm bestaat achtereenvolgens uit de twaalfvingerige darm, de nuchtere darm en de kronkeldarm.


Dikke darm en endeldarm

Voedsel dat niet verteerd kan worden gaat naar de dikke darm om poep te worden. Het is eerst nog een waterdunne brij. In de dikke darm worden vocht en zouten uit de brij gehaald. Zo ontstaat er dikke poep. Die poep komt in de endeldarm terecht. De endeldarm is het laatste stuk van de dikke darm en wordt ook wel het rectum genoemd. Hier wordt de poep tijdelijk opgeslagen. Als de endeldarm vol is, gaat er een seintje naar de hersenen. U krijgt dan het gevoel dat u moet poepen.


De dikke darm is ongeveer een meter lang en ligt als een omgekeerde ‘u’ in de buikholte. Poep doet er gemiddeld 12 tot 24 uur over om door de dikke darm en endeldarm te gaan. Als dit te snel gaat, is er te weinig vocht uit de poep gehaald en krijgt u diarree. Gaat het te langzaam? Dan is er juist teveel vocht uit de poep gehaald en kunt u last krijgen van verstopping (obstipatie).


Darmbacteriën In de dikke darm leven goede bacteriën. Deze bacteriën helpen bij de spijsvertering en zorgen ervoor dat schadelijke bacteriën geen kans krijgen. Zij houden de darm in balans. De meeste bacteriën die een rol hebben bij de spijsvertering leven in de dikke darm.

Er leven echter ook bacteriën in de dunne darm en maag. Alle goede én schadelijke darmbacteriën samen worden ook wel darmflora of microbioom genoemd.


Lever De lever speelt een belangrijke rol bij de spijsvertering. Voedingsstoffen uit het voedsel worden via het bloed naar de lever gebracht. De lever bewerkt de voedingsstoffen en zet ze om in bouwstoffen of in energie. De lever maakt ook gal. Gal is nodig om vet voedsel te kunnen verteren. De lever maakt tenslotte allerlei schadelijke stoffen onschadelijk, zoals alcohol. De lever ligt rechtsboven in de buikholte, tegen het middenrif en onder de ribben.


Galblaas In de galblaas wordt het gal dat gemaakt wordt door de lever tijdelijk opgeslagen. Bij vet eten gaat de gal vanuit de galblaas naar de dunne darm. Daar helpt het de spijsverteringsenzymen die het vet moeten verteren.

De galblaas is een klein, peervormig zakje. De galblaas ligt rechtsboven in de buikholte, tegen de onderkant van de lever aan.


Alvleesklier De alvleesklier maakt alvleeskliersap. In dit sap zitten spijsverteringsenzymen die de dunne darm helpt suikers, eiwitten en vetten uit het voedsel te halen. De alvleesklier maakt ook de hormonen insuline en glucagon. Deze hormonen houden de bloedsuikerspiegel in evenwicht. De alvleesklier is een langgerekte trosvormige klier. De alvleesklier ligt links achter in de bovenbuik, vlak voor de wervelkolom.

De huid is het grootste orgaan van het menselijk lichaam en bestaat uit drie lagen:

  • de opperhuid (epidermis);

  • de lederhuid (dermis);

  • het onderhuids vetweefsel/de onderhuid (hypodermis)


Bij de huid horen ook de haren, de nagels, talgklieren en zweetklieren.

De huid heeft meerdere functies:

  • de huid beschermt tegen verwondingen;

  • de huid beschermt tegen ziekteverwekkers, zonlicht en schadelijke stoffen;

  • De huid speelt een rol bij de aanmaak van vitamine D;

  • je kunt met de huid voelen;

  • de bloedvaten en zweetklieren in de huid spelen een rol bij de temperatuurregeling van het lichaam;

  • de onderhuidse vetlaag zorgt dat het lichaam warmte kan vasthouden.

De opperhuid (epidermis)

De opperhuid is de buitenste laag van de huid en bestaat uit epidermiscellen. Deze cellen worden onderin de opperhuid aangemaakt en schuiven langzaam naar boven.


De bovenste laag epidermiscellen wordt hoornlaag genoemd. Deze hoornlaag bestaat uit hoorncellen. Dit zijn dode cellen. Op sommige plekken is de hoornlaag erg dik, zoals onder de voeten en in de handpalmen. Dat wordt eelt genoemd.

De opperhuid wordt continu vernieuwd. Het duurt ongeveer vier weken voordat de hele opperhuid is vernieuwd. Het bovenste laagje dode hoorncellen laat steeds vanzelf los. Meestal is dit niet merkbaar, maar bij een snelle celdeling, zoals na verbranding door de zon is dit zichtbaar als ‘vervellen’.

Onder in de opperhuid liggen pigment vormende cellen. Dit pigment beschermt de huid tegen zonlicht en geeft ook de kleur aan de huid.


De lederhuid (dermis)

Onder de opperhuid ligt een dikkere huidlaag, de lederhuid. Hierin zitten:

  • haarzakjes met haren

  • talgklieren

  • zweetklieren

  • zenuwuiteinden

  • bloedvaten

  • bindweefselcellen

De lederhuid bepaalt hoe soepel de huid is. Een beschadiging aan de lederhuid zorgt ervoor dat de huid minder soepel wordt. De lederhuid wordt niet steeds vernieuwd zoals de opperhuid, maar een beschadiging van de lederhuid wordt opgevuld met bindweefsel. Dit weefsel ziet er anders uit dan de rest van de huid. Een beschadiging aan de lederhuid blijft daardoor altijd zichtbaar als een litteken.

Haren

De haren bestaan uit hoorncellen en groeien uit haarzakjes. Haarzakjes zitten in de lederhuid en over het hele lichaam, behalve op de lippen, in de handpalmen en onder de voeten. Er zijn twee soorten haren:

Vellusharen

Vellusharen zijn kleine donshaartjes van ongeveer 2 mm tot 3 mm lang, die over het hele lichaam zitten. De vellusharen in de schaamstreek en de oksels veranderen tijdens de puberteit in terminale haren.

Terminale haren

Terminale haren zijn ontwikkelde haren die langer, steviger, dikker en donkerder zijn dan het kortere en dunnere vellushaar. Bij mannen ontstaan ook terminale haren op de borst en buik, armen en benen en in het gezicht (baardgroei). De haren op het hoofd zijn ook terminale haren. Terminale haren kunnen ongeveer vier jaar oud worden. Per dag kunnen ongeveer 50 tot 100 hoofdharen uitvallen.

Nagels

Nagels bestaan uit hoorncellen, die stevig op elkaar gepakt zitten. De nagels beschermen de tenen en vingertoppen. Iedere maand groeit een vingernagel ongeveer 3 mm. Een teennagel groeit ongeveer 0,5 mm tot 1 mm per maand.

Talgklieren

De talgklieren maken talg aan. Talg bestaat uit vettige stoffen die de huid soepel houden en ervoor zorgen dat de huid niet uitdroogt. Op sommige plekken zitten extra veel talgklieren, zoals in het midden van de borst en de rug, in het gezicht en op het behaarde hoofd. Er zitten geen talgklieren onder de voeten, op de lippen en in de handpalmen.


Zweetklieren

De zweetklieren zorgen voor de aanmaak van zweet. Er zijn zweetklieren die de lichaamstemperatuur regelen (eccriene zweetklieren). Die zitten op het hele lichaam. Daarnaast zijn er zweetklieren die een sterke geur produceren (apocriene zweetklieren). Die zitten in de oksels en rond de geslachtsorganen. Het zweet zorgt voor afkoeling van het lichaam. Zweet uit apocriene zweetklieren speelt ook een rol bij seksuele aantrekking.

Bloedvaten

Door de bloedvaten worden zuurstof en voedingsstoffen voor de huid aangevoerd. De bloedvaten zorgen samen met de zweetklieren dat de huid de lichaamstemperatuur kan regelen. Door verwijding van de bloedvaten raak je warmte kwijt en door vernauwing van de vaten wordt de warmte juist vastgehouden.

Onderhuids vetweefsel

De onderhuidse vetlaag bestaat uit vet, bloedvaten en bindweefsel. Deze laag vormt de verbinding tussen de huid, spieren en pezen. De vetlaag dient als energie-opslag en als isolatie, zodat het lichaam warmte goed kan vasthouden.


Bron: verschillende




Comentarios


bottom of page